Blog
Geplaatst op dinsdag 25 augustus 2020 @ 00:35 door Serpentor , 588 keer bekeken
Lang geleden kocht boer Willemse voor heel weinig geld een groot stuk land. "Ik vraag me af waarom het zo goedkoop was," zei zijn vrouw. "Er zal toch niets mee aan de hand zijn?" "Natuurlijk is er niets mee aan de hand," zei de boer. "Het is prima grond. En ik ben blij dat het nu van mij is!"
"Van mij zul je bedoelen!" De boer en zijn vrouw draaiden zich om en zagen een heel vreemd mannetje staan. Hij had grote ronde ogen en zijn enorme neus was zo rood als een biet. Zijn haren stonden recht overeind. Zijn kleren waren oud en versleten en zaten vol gaten. En door die gaten staken harige ellebogen en knieën. En hij had lange armen met handen zo groot als kolenschoppen.
"Ga van mijn land af!" schreeuwde de man, terwijl hij woedend met zijn lange armen zwaaide. "Uw land?" vroeg boer Willemse. "Wie bent u dan wel?" "Ik ben de moerasman en dit is mijn land. Ik heb het van mijn vader geërfd en die weer van zijn vader." "U maakt een grapje," zei de boer. "Ik heb dit land van een andere boer gekocht. Ik kan u de papieren laten zien." "Ja, ja. Die andere boer dacht ook dat het land van hem was. Maar ik heb hem weggejaagd. En nu ga ik jullie wegjagen!" zei de moerasman en stampte woedend op de grond met zijn reusachtige voeten.
"Nou, dat zal je niet meevallen," zei de boer. "Ik laat me niet wegjagen. Het land is nu van mij!" "Ik heb misschien een oplossing," zei de boerin. "Als jullie de oogst eens delen." "Tja, dat vind ik wel een goed idee," zei de moerasman. Maar de boer wilde er niet van horen. "Waarom zou ik al het werk doen en dan de helft van de oogst weggeven."
De boerin gebaarde dat hij zijn mond moest houden. "Welke helft van de oogst wilt u hebben, moerasman?" vroeg ze. "De onderste of de bovenste helft?" "Wat bedoel je?" vroeg de moerasman. "Wilt u de helft die boven de grond groeit of de helft die onder de grond groeit?" De moerasman grinnikte. "Nu, als het jullie hetzelfde is, neem ik de bovenste helft. Dan mogen jullie de wortels houden."
"Afgesproken," zei de boerin. De moerasman verdween en boer Willemse en zijn vrouw liepen naar de boerderij. "Ik ben het nog steeds niet met je eens, vrouw," zei de boer. "Dat is omdat je niet begrijpt wat ik bedoel," zei de boerin. "Maar als ik je nu eens zeg dat je alleen aardappels moet verbouwen..." De boer begon te lachen. Wat een slimme vrouw had hij. Hij ploegde het land en pootte aardappels. Hij wiedde het onkruid en zag dat de aardappelplanten goed groeiden. Toen het tijd was om de aardappels te oogsten, kwam de moerasman naar het land om zijn deel van de oogst op te eisen. "Alstublieft, de bovenste helft is voor u," zei de boer. "Prachtige aardappelplanten voor... ach, u zult wel weten wat u ermee moet doen."
De moerasman begreep dat hij gefopt was, want aardappels groeien nu eenmaal onder de grond. "Bedrieger," schold hij. "Het is niet eerlijk. De volgende keer doen we het anders."
"Hoe wilt u het de volgende keer dan hebben, moerasman?” vroeg de boerin. "Dan wil ik de onderste helft. Dan kunnen jullie de bovenste helft houden." En de moerasman liep boos weg. "Wat moeten we nu doen?" vroeg boer Willemse. "We zaaien gerst," zei de boerin. Dan mag de moerasman de volgende keer de wortels hebben."
De boer oogstte de aardappels, ploegde het land en zaaide gerst. In de lente kwamen de jonge gersteplantjes op. En tegen de tijd dat het gerst geoogst moest worden, verscheen de moerasman om zijn deel op te eisen. Het hele veld stond vol wuivende gersthalmen. "Alstublieft, de wortels zijn voor u," zei de boer. "En de halmen houd ik."
De moerasman liep rood aan van woede. "Je hebt me opnieuw bedrogen. Ik... ik zal je..." "Kom, kom," zei de boer. "Maakt u zich toch niet boos. Afspraak is afspraak." "Goed dan, boer," zei de moerasman. "Je hebt weer gewonnen. Maar volgend jaar zullen we alles wat boven de grond groeit delen. Je moet tarwe zaaien. En als het tijd is om te oogsten, gaan we samen aan het werk. Jij begint in het noorden en ik begin in het zuiden. En ieder mag houden wat hij heeft geoogst." De boer keek naar de lange armen van de moerasman. "Hij haalt natuurlijk veel meer binnen dan ik," dacht de boer. "Nee, dat wil ik niet, moerasman," zei hij toen. "Je hebt niets te willen, boer!" zei de moerasman. "Of wil je soms vechten?" En hij balde zijn handen tot vuisten. "Nee, laten we alstublieft niet vechten," zei de boer. "Je krijgt je zin."
's Avonds vertelde boer Willemse zijn vrouw van zijn afspraak met de moerasman. "Hij heeft zulke lange sterke armen. Hij zal zeker tien maal zoveel tarwe oogsten dan ik. Ik ben bang dat hij ons deze keer zal verslaan."
De boerin dacht even na: "Als de tarwe in het zuiden nu eens wat steviger halmen zou hebben dan in het noorden," zei ze. "Dan wordt de ene zeis sneller bot dan de andere." En ze zei precies wat hij moest doen. "Ik ben blij dat de moerasman niet zo'n slimme vrouw heeft," lachte de boer. Hij zaaide de tarwe en net voordat het tijd was om te oogsten, kocht hij een bos dunne ijzeren staafjes. Midden in de nacht sloop hij naar het zuidelijke gedeelte van het veld en stak de staafjes tussen de tarwehalmen.
De grote dag brak aan en de moerasman kwam naar het veld. In elk van zijn grote handen had hij een zeis. Boer Willemse begon aan zijn kant van het veld te maaien. Zijn zeis ging met het grootste gemak door de tarwehalmen. Aan de andere kant van het veld stond de moerasman te hakken en te hakken... maar de tarwehalmen bleven recht overeind staan. De moerasman stopte en veegde zijn voorhoofd af. De twee zeisen waren bot en er waren stukjes afgebroken.
"Dat is geen werk voor een moerasman," zei hij. "Ik houd ermee op." De boer en zijn vrouw hadden grote pret. Die domme moerasman had helemaal niet gezien dat er ijzeren staafjes tussen de halmen stonden. Woedend gooide de moerasman zijn zeisen neer. "Je kunt het land houden!" schreeuwde hij. Hij sprong over een heg en verdween. En daarna heeft de boer de moerasman nooit meer gezien.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te mogen plaatsen. Klik hier om in te loggen.
Reacties
Mooie vertelling. En de moraal? Iets van: Wie niet sterk is moet slim zijn.